Arnhemsche Courant. Zaterdag 4 Maart 1944
Deel 1 Bezoek aan een duikbootkazerne.Bij de Nederlandsche O.T.-mannen.
Het socialisme der Organisatie Todt
IV (slot)
(Van een specialen verslaggever)
Wij bevinden ons op het einde van onze reis naar de Ned. O.T.-mannen bij de “Einsatz West” in een Lager ergens in West-Frankrijk, waar Nederlanders, Vlamingen, Franschen en Marokkanen verblijven. En Alleen het bordje aan den ingang, dat te verstaan geeft, dat men hier een O.T.-Lager betreedt, herinnert ons er aan, dat wij ons in frontgebied bevinden. Anders zou men allicht geneigd zijn, dit idyllisch in een bosch gelegen barakkenkamp voor een vacantie-oord te houden. De bewoners zijn op het ogenblik “op het werk” en zoodoende krijgen wij de gelegenheid eens rustig rond te dwalen door hun verblijven. Nu is dit kamp weliswaar bijzonder mooi, doch als men een vergelijking treft met andere kampen, die op het eerste gezicht minder vroolijk en zomervacantie-achtig aandeden, dan valt het toch op, dat de legering en de hygiënische inrichtingen in al deze O.T.-kampen, die wij bezocht hebben, even voortreffelijk zijn.
Eenige corveërs, die bezig zijn den grooten kamp “schouwburg” op te ruimen, vertellen ons, zoo als men dat ook in andere kampen hoort, over de maandelijksche exotische feesten, welke de Marokkanen hier houden.
En daarmede bevinden wij ons midden in de problemen, welke verband houden met de sociale omstandigheden van den O.T.-man. En wederom wordt men getroffen door de minitieuze zorg voor détail, dat de leiding van deze organisatie ook in dit opzicht weer aan den dag legt. Men dient zich te realiseren, dat wij ons in al deze O.T.-kampen, welker bewoners arbeiden aan den Atlanticwal, in frontgebied bevinden. “Draussen”, zooals de vertegenwoordiger van de propaganda-leiding der O.T., een oud marine-officier, te Parijs zei: “wo es jeden Augenblick krachten und bumsen kann”. (Waarin overigens, getuige de schuilloopgraven bij de Lagers, ook is voorzien. De ingenieurs en bouwleiders der O.T. zijn hier de officieren. Zij worden in elk kamp terzijde gestaan door een “Frontführer”, die belast is met de sociale verzorging der O.T.-mannen op het werk, in de kampen en in hun vrijen tijd. Hij is verantwoordelijk voor de stemming onder de arbeiders en wordt op zijn beurt weer geassisteerd door een specialen “Sozialführer”. Voorts draagt men er zorg voor, dat de O.T.-mannen van elke natie zooveel mogelijk onder leiding van een eigen landgenooten komen te staan.
Er wordt hard gewerkt door de mannen der O.T. en als regel is het kamp, na een elfurigen werkdag, na negenen dan ook reeds stil, behalve op de wekelijksche avonden, dat er een caberet- en filmvoorstelling is. In de cantines en andere zalen voor sociale doeleinden heerscht overigens elken avond een opgewekte, vroolijke stemming. Men ontmoet slechts zelden Nederlanders in de kampen, die corveedienst verrichten; zij toonen als werkkrachten zulke voortreffelijke capaciteiten, dat men hen niet graag mist op het werk zelf en als regel hebben zij dan ook de beste baantjes en de beste verdiensten. Wij vroegen een 22-jarigen O.T.-arbeider, afkomstig uit Vlaanderen, of hij nu wel het gevoel had, dat zijn rechten bijvoorbeeld in geval van een arbeidsconflict voldoende verzekerd waren. Na eenig nadenken antwoordde deze jonge, blonde reus: “Dat geloof ik wel, maar arbeidsconflicten zijn haast ondenkbaar, want wij Hollanders hebben noot last met onze werkbazen. Zij hebben ons veel te graag.” De eenige ernstige klacht, die wij op onze reis langs verschillende O.T.-lagers van onze landgenooten vernamen, was dat zij in het algemeen te weinig Nederlandsche bladen en tijdschriften te zien krijgen. Van de zijde der O.T.-leiding werd echter reeds toegezegd, dat men zal trachten, ook hierin zoo spoedig mogelijk te voorzien.
Geringe ziektecijfers
Een ander, zeer belangrijk punt is natuurlijk de medische verzorging der O.T.-mannen. Te Parijs brachten wij een bezoek aan het centrale lazaret der O.T. gevestigd in een nieuw, acht étages hoog flatgebouw, uit welk punt de geheele “Einsatz West” van geneesmiddelen, medisch geschoold personeel, instrumenten, enz. wordt voorzien. Zoo luxueus als dit hospitaal met zijn groote ramen en blinkende rubbervloeren waren de lazaretten in de Lagers niet, ook deze zijn echter gevestigd in solider gebouwen, tochtvrije en vooral zindelijke barakken. Wanneer er in de kamers van het centrale lazaret te Parijs veelal nog twee of drie van de tien tot twaalf bedden bezet waren, dan moest men in de Lagerlazaretten letterlijk naar patienten zoeken, want de ziektecijfers bij de O.T. zijn uitermate gering. Wellicht onder invloed van het gezonde buitenleven en de goede voeding heeft men des zomers gemiddeld 2 tot 3 % zieken en des winters 4 tot 5 %. “Ons voornaamste doel”, zoo verklaarde de leider van het centrale lazaret, “blijft het voorkomen van ziekten. Daarom voortdurend nauwkeurig medisch toezicht op de mannen. Wordt een O.T.-man toch ziek, dan krijgt hij echter ook een eerste klas behandeling, specialisten inbegrepen.” Er zijn vele buitenlandsche artsen verbonden aan de O.T., ook Nederlandsche. Onze landgenooten gaven blijkens hun eigen uitlatingen de voorkeur aan de Nederlandsche , Duitsche en Spaansche artsen in de kampen, de Franssche “pillen” mochten minder in de algemeene gunst verheugen. Behalve een rijdende tandkliniek, die zelfs voor heele kunstgebitten zorgt, is de O.T. ook nog een speciaal sanatorium voor longlijders rijk, dat met 320 bedden op een idyllisch plekje in de Pyreneëen is gelegen.
Er is in dezen oorlog veel gesproken over het organisatietalent, waarvan het Duitsche volk het geheim zou bezitten. Wie op een reis als die van de Nederlandschen journalisten naar hun landgenooten bij de O.T. in Frankrijk, heeft gezien, hoe een organisatie van waarlijk gigantischen omvang glad en soepel zelfs de kleinste détails van de haar toevertrouwde taak beheerscht en overziet, die begrijpt iets van het magische vertrouwen, dat het Duitsche volk stelt in de eigen kracht en in die van zijn leiding. Doch tevens wordt hem duidelijk dat de woorden welke menschen als wijlen minister Todt en diens opvolger, minister Speer, gesproken hebben over de rechten der buitenlandsche arbeiders en over kameraadschap tuschen de volkeren van ons werelddeel, voor hen geen holle frasen waren. Want hier wordt iets geboren, dat men misschien nog wel het beste kan aanduiden met een uitdrukking als “Europeesch socialisme.”
Klachten
Het spreekt welhaast vanzelf dat er over een lichaam als de O.T. ook klachten zijn. Wij hebben niet geschroomd, de klachten, welke men in Nederland van tijd tot tijd kan vernemen over den gang van zaken bij de O.T., bij de bevoegde instanties naar voren te brengen. Daar is bijvoorbeeld de kwestie van het te laat overmaken van het geld voor het gezien van de O.T.-man. “Dergelijke fouten worden ongetwijfeld gemaakt”, zoo verklaarde ons een hoog O.T.-officier. “Het is in de eerste plaats mogelijk, dat de betrokken arbeider zelf bij vergissing of met opzet bewerkt, dat het geld zijn gezin niet bereikt. Doch het is ook gebeurd, dat de fout bij ons lag en dat eenige lammelingen tienduizenden gezinnen dupeerden. Aan het laatste geval kunnen wij maar één ding doen en dat is: hard toeslaan! Dat is dan ook gebeurd en zal in de toekomst weer gebeuren, als het zich mocht herhalen.
Ook zijn er fouten gemaakt, doordat Nederlanders bij de werving van O.T.-arbeiders hun landgenoten onmogelijke dingen voorspiegelden, als b.v. elke zes weken verlof en werk in de omgeving van hun woonplaats. Zooiets is onder oorlogsomstandigheden natuurlijk dwaasheid. Wat wij wel kunnen en wat wij dan ook doen, dat is er voor zorgen dat de verlofregeling voor gehuwde O.T.-mannen zoo gunstig mogelijk is en dat ouders van groote gezinnen zoo dicht mogelijk in de buurt van hun land blijven”.
Zooals bekend, heeft de Rijkscommisaris inmiddels bepaald, dat de gezinnen van geuniformeerde O.T.-mannen (dat zijn de mannen van het Schutzkommando en de O.T.-arbeiders, die een rang bekleeden) thans evenals de gezinsleden van vrijwilligers bij de Duitsche weermacht, speciale toewijzingen, kolen en levensmiddelen krijgen.
Het kernachtigst hebben wij het reëele, socialistische principe, zooals dat bij de O.T. tot uiting wordt gebracht echter misschien nog wel onder woorden hooren brengen door den leider van de O.T.-keukenschool te Parijs, die voorzoover het zijn terrein betrof, verklaarde:
“Wij zijn er dag en nacht mee bezig alle slechte koks, die in O.T.-Lagers terecht zijn gekomen, uit te roeien!”
Deel 2 Een hoekje van den Atlanticwal.
Deel 3 De inwendige O.T.-mensch.